Vilcabamba

10 Dagen geleden dat ik de laatste keer schreef. Dat krijg je als je ziek word, dan heb je nergens zin meer in.
Verschillende mensen vroegen zich de eerste weken af of het ‘wel echt zo goed ging’ als ik in de vorige blogs liet ‘geloven’. Dat is een goeie vraag. Want natuurlijk is dat niet zo. Niet omdat ik geen eerlijke blog schrijf, maar omdat uit de selectie van waarover je wil schrijven meestal de dingen die ‘raken’ naar voren komen. En de rest valt weg. Dus dan krijg je een beetje een scheef beeld van ups en downs, waarvan de downs op papier dan ook nog een stuk minder down lijken dan in real life.

En dan is er ook nog het volgende: Als je voor de zoveelste keer in de stank van Quito rijdt en je je leven niet helemaal zeker bent, of als het toch wel begint te vervelen om te wachten op de auto-perikelen, dan schrijf ik dat 1 keertje op. En niet alle keren dat het speelt.

Dus toen ik ziek werd en geen zin meer had om te schrijven, dacht ik; mijn wereld is nu zo klein... Er is alleen snot, pijn, hoesten en watten in m’n hoofd. En ik werd ook nog heftig ongesteld natuurlijk (letterlijk en figuurlijk ongesteld; het was er deze keer het beste woord voor) en dat was best lastig met wasbare maandverbanden op reis. Dat kan ik best een aantal keren blog na blog opschrijven, maar dat is totaal oninteressant voor zowel mij als de wereld om me heen.


Dus denk er maar rustig bij dat het gewoon volkomen normaal is, ons leven. Leuk en niet leuk wisselen elkaar net zo hard af als in Nederland. Dat wordt echt niet anders in een ander land. In een ander land vraag je je soms ook gewoon af wat je nou eigenlijk aan het doen bent en of dingen eindelijk weer eens ‘makkelijk en vanzelf’ kunnen gaan.
En dan als ze ‘eindelijk’ gemakkelijk en vanzelf gaan, dan vind je dat gewoon meteen weer vanzelfsprekend, net als in Nederland.

Maar hoe nu in vogelvlucht de afgelopen 10 dagen samenvatten? Met mijn wazige kop is de filter van wat er interessant is om op te schrijven nog nauwer geworden.

Laat ik voor vandaag beginnen met het feit dat we in Vilcabamba zijn aangekomen afgelopen zaterdag. Ik herinner me daar wel een bepaald ‘moment’ van. We waren in het dorp, midden in het centrum bij de kerk. De overvol geladen auto stond in ons zicht, zodat we de spullen in de gaten konden houden. We gingen lunchen in een restaurantje met een menu waar voor ieder wat wils in was. Ik keek om me heen en door de waas van snot en hoofdpijn drong het ineens tot me door dat we er waren. De plaats die jaren geleden uit meditatie naar voren was gekomen.
Ik besefte dat ik er niet helemaal ‘iets mee kon’ door m’n ziek-zijn, maar ik genoot er toch van. Ergens op een niet pijnlijke plek in m’n lijf (ik denk m’n hart) borrelde iets verwachtingsvols.

Er zaten heel wat mensen op de terrasjes her en der. Ik herkende sommige gezichten vanuit de verschillende Vilcabamba facebookgroepen waar ik al een tijd op meelas. De hippies, de expats, de natives, alles bewoog daar rond.

 

Er speelde zich al snel een ‘local drama’ af. We zaten op ons eten te wachten, toen er ineens een politie agent binnen kwam lopen. Politie in Ecuador is behoorlijk imponerend. Nou vind ik politie in Nederland al imponerend (ook al wil ik dat niet vinden), maar ze zijn over het algemeen heel vriendelijk. In Ecuador hebben ze nog meer toeters en bellen aan hun uniform en lijken ze meer op een militair. Ze kijken er vaak nors en ontoegankelijk bij. Zo ook deze agent. Hij kwam niet zomaar een bakje koffie drinken. Hij moest onze ober hebben. Er volgde een lang gesprek in het Spaans en onze ober keek steeds minder blij.
Toen hij even later ons eten kwam brengen was hij veranderd van een vriendelijk, grappende man in een angstig en schichtig jongetje. We vroegen hem of alles ok was. Hij zei dat hij niet erg blij was met de agent.
De agent ondertussen pleegde telefoontjes, bleef nors kijken, liep naar buiten en dan weer naar binnen en nam uiteindelijk onze ober mee.
De jonge Amerikaanse eigenaresse, die heerlijke  maaltijden had gemaakt, kwam ons uiteindelijk dus verder bedienen en legde uit dat haar ober meegenomen was omdat zijn werkvisum nog niet rond was en hij natuurlijk toch werkte. Ik gaf aan dat hij dan haast wel verlinkt moest zijn door iemand. Meteen barstte ze uit dat ze wel wist door wie. Een louche, corrupte advocaat, he who must not be named, had het gedaan.  Ze had ‘m wel gezien, daar achter de agent.

We waren al eerder voor deze advocaat gewaarschuwd door iemand anders; hij deed ook aan onroerend goed en lichtte daarbij vooral gringo’s op.
Aangezien je in Ecuador niet openlijk negatief mag spreken of schrijven over mensen (dit is strafbaar en in de wet opgenomen, waarschijnlijk om corrupte mensen -zoals Correa zelf- te beschermen) hou ik het bij ‘he who must not be named’. Iedereen voor wie het belangrijk is, weet toch wel om wie het gaat.

Ineens kwam onze ober onverwacht weer binnen wandelen na 15 minuten, met een ongelukkig gezicht. Hij had een bribe betaald van 50 dollar (hoewel de eigenaresse het woord extortion beter vond passen) en had daardoor meer tijd gekregen z’n dingen te regelen. Maar werken mocht hij voorlopig even niet. Toch bracht hij ons onze iced coffee nog wel. 

 

En zo hadden we ons eerste drama in Vilcabamba aanschouwd.